Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Hij heeft ieder ding [18]schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij [19]de eeuw [20]in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, [21]kan uitvinden, [22]van het begin tot het einde toe. 17. Te weten, God; die maakte alle dingen alzo, dat het schoon en fraai is en alles ter bekwamer tijd geschiedt, alhoewel bij de mensen grote veranderingen vallen. 18. Of, fijn, hups, fraai, welgemaakt. 19. Dat is, een natuurlijke genegenheid tot de onderzoeking der eeuwen en tijden en wat daarin geschied is. Anders: de eeuwigheid; dat is een genegenheid, strekkende tot onderzoeking van hetgeen eeuwig en oneindig is; of een genegenheid, strekkende tot de eeuwigheid. 20. Te weten, in het hart der mensen. 21. Te weten, volkomenlijk en door ijn eigen vernuft en verstand. 22. Hebr. van het hoofd tot het einde.